Wijzigingswet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (uitkering wegens invaliditeit)
Wet van 16 mei 1994, tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ter zake van de uitkering wegens invaliditeit alsmede regeling van de zogenoemde stimuleringsuitkering
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot de uitkering wegens invaliditeit te wijzigen overeenkomstig de wijziging van de regelingen ter zake van arbeidsongeschiktheid die gelden voor werknemers en ambtenaren, in die bepalingen nog enige andere wijzigingen aan te brengen en tevens voor politieke ambtsdragers met recht op uitkering wegens invaliditeit een regeling te treffen van een stimuleringsuitkering, overeenkomstig de desbetreffende regeling voor arbeidsongeschikte werknemers en ambtenaren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
1
De artikelen IX tot en met XV van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de krachtens artikel XV van die wet gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing op degene op wie artikel III, eerste of derde lid, van deze wet van toepassing is en die op 31 januari 1992 en sinds 1 januari 1990 recht heeft op uitkering als bedoeld in dat artikel.
2
Als het orgaan bedoeld in artikel XI van de in het eerste lid genoemde wet, wordt voor de in het eerste lid bedoelde overeenkomstige toepassing beschouwd:
a
Onze Minister van Binnenlandse Zaken voorzover die toepassing betreft gewezen politieke ambtsdragers als bedoeld in de tweede en de derde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
b
het orgaan dat bevoegd is tot toekenning van uitkeringen op grond van een verordening als bedoeld in de vijfde afdeling van de onder a genoemde wet, voorzover die toepassing betreft gewezen politieke ambtsdragers als bedoeld in die afdeling van die wet.
3
De op grond van dit artikel toegekende uitkeringen komen ten laste van het lichaam, waarvan het orgaan op grond van het tweede lid de uitkering toekende.
4
De artikelen 121 tot en met 123 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel III
1
De bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikelen 8a, 53a en 133a, telkens tweede lid, 8c, 53c en 133 c, 8d, 53d en 133d, telkens het eerste en het tweede lid, vinden geen toepassing ten aanzien van degene die op de dag, voorafgaande aan die waarop deze wet in werking treedt, recht heeft op wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering en op de dag van inwerkingtreding van deze wet 50 jaar of ouder is.
2
De bij deze wet vervallen artikelen 7a, 52a en 132a, telkens tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers blijven van toepassing op degene, bedoeld in het eerste lid.
3
De bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikelen 8a, 53a en 133a, telkens tweede lid, alsmede de artikelen 8c, 53 c en 133c worden met ingang van een latere datum dan de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing op degene, die op de dag, voorafgaande aan die waarop deze wet in werking treedt, recht had op wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering en op de dag van inwerkingtreding van deze wet jonger is dan 50 jaar. Tot die datum blijven de bij deze wet vervallen artikelen 7a, 52a en 132a, telkens tweede lid, op hem van toepassing.
4
De in het derde lid bedoelde latere datum wordt bij ministeriële regeling per groep van personen, rekening houdend met hun leeftijd, vastgesteld. De datum wordt in ieder geval niet later gesteld dan vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet.
5
Voor de toepassing van de bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikelen 8c, 53c en 133c geldt als datum waarop de uitkering van degene, bedoeld in het derde lid van dit artikel, wegens algemene invaliditeit is voortgezet de dag waarop de artikelen 8a, 53a en 133a, telkens tweede lid, alsmede de artikelen 8c, 53 c en 133c op hem van toepassing worden.
6
De bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikelen 8d, 53d en 133d, telkens eerste lid, vinden geen toepassing ten aanzien van degene wiens uitkering wegens algemene invaliditeit is voortgezet met ingang van een dag gelegen vóór de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel IV
1
De bij deze wet vervallen artikelen 7a , 52a en 132a , telkens eerste en derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers blijven van toepassing op degene die:
a
op de dag, voorafgaande aan die waarop deze wet in werking treedt recht had op wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering, of
b
op 25 januari 1993 ziekten of gebreken had en wiens uitkering uiterlijk een jaar na die datum in verband met die ziekten of gebreken wegens algemene invaliditeit wordt voortgezet, dan wel wiens uitkering ingevolge een der artikelen 14, vierde lid, 59, zesde lid, of 139, vierde lid, van die wet binnen een jaar na de genoemde datum in verband met die ziekten of gebreken wordt aangemerkt als een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering.
2
Van de bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikelen zijn telkens het eerste lid van de artikelen 8a, 53a en 133a, en de artikelen 8b, 53b en 133b niet van toepassing op degene, bedoeld in het eerste lid.
Artikel V
1
De periode van toekenning van een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering, bedoeld in de artikelen 8c, 53c en 133c wordt in afwijking van die artikelen, tot een nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip, gesteld op vijf jaar. Bij algemene maatregel van bestuur kan voorts worden bepaald dat na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip, tot nog een later tijdstip, een termijn van vier jaar in aanmerking wordt genomen.
2
De wijziging van de termijn, bedoeld in het eerste lid, brengt geen wijziging in de termijnen, zoals die gelden ter zake van wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkeringen die zijn toegekend voor het tijdstip van wijziging van de termijn.
Artikel VI
1
Indien vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet de artikelen 8d, 53d of 133d, telkens zesde lid, worden toegepast ten aanzien van degene, bedoeld in artikel III, wordt ten aanzien van diegene onder de in artikel 8a, 53a of 133a, telkens tweede lid, bedoelde arbeid verstaan de arbeid, bedoeld in de bij deze wet vervallen artikelen 7a , 52a en 132a van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
2
Het eerste lid geldt voor degene, bedoeld in artikel III, derde lid, tot aan het daarbedoelde tijdstip.
Artikel VII
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 16 mei 1994
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
e
van Thijn
Uitgegeven de zestiende juni 1994
De Minister van Justitie,
a
Kosto